De kerk laait op in groene vlammen.
Boven de synagoge hangt een gele ster.
De tempel schroeit in opium en wierook.
De moskee verspreidt een blauwe gloed.
De heidenen lopen ongelovig langs,
de humanisten staan hier buitenspel.
Populisten schreeuwen moord en brand,
zien hoofddoekjes gedrenkt in bloed.
Kerk en staat zijn nooit gescheiden,
de kiezer heeft de politiek verketterd.
Wie luisteren wil wordt gek verklaard,
de middenweg komt hier niet meer goed.
De taal is aan de straat verpand.
De zuilen schuiven naar de rand.