De poëzie leeft, en al helemaal in Ede. 'Wegens overweldigende belangstelling...'; een kandidatuurgedicht t.b.v. een voorselectie voor de bloedige strijd om het stadsdichterschap. Thema: waarom verdient Ede een stadsdichter? Voor de vorm: het betreft een 'elftal'.
Hogerop
Wij willen kerken en zelfs kathedralen.
Wij willen graag een recreatieplas.
Want bouwen willen we, maar ook natuur.
Wij willen zondag, soms met winkeltas.
Wij willen leven, ongeacht het uur.
Wij willen herten en wij wilden zwijnen.
Wij willen een museum voor cultuur.
Wij willen dansen op de grote pleinen.
En 's avonds laat dan willen we verdwalen.
Zo willen wij in Ede nogal wat;
ons dorp verdient een dichter voor die stad.
vrijdag 23 maart 2012
maandag 19 maart 2012
Willem Wilmink Wedstrijd
Zondag 18 maart was er een fraaie presentatie van de winnaars van de Willem Wilmink dichtwedstrijd.
Als er een bom op Almelo gevallen was die middag - hetgeen normaliter niet eens zo'n gek idee zou zijn omwille van de architectuur, of liever, het gebrek eraan - dan zou de fine fleur van 's lands light verse in één klap zijn weggevaagd. De wedstrijd en met name de optredens voorafgaand aan het wedstrijdonderdeel is onderhand een traditie ter ere van Wilmink. Een waar genoegen om daar bij te kunnen zijn.
Voor de wedstrijd zelf is het de bedoeling om een gegeven zin in het gedicht te verwerken. Dit fenomeen is een estafettestokje dat wordt doorgegeven, en dit jaar was het Sjoerd Kuyper die de zin had bedacht; 'Ik leg mijn botten in het maanlicht op de bleek'.
Hier zijn de gedichten te vinden.
Mijn 8e plek:
Rite de passage
Er is een wereld die ik nog niet eerder zag.
Men spreekt van dansend licht, en altijd carnaval,
het land van Bosch en Maas en Waal bij toverslag.
Je wordt ontvangen door een faun, met hoorngeschal.
Het is bepaald niet makkelijk om er te komen.
Men zegt: het doel vereist het maken van een reis
door landschap dat je zelfs niet ziet in dromen.
Het afleggen behoort tot de exameneis.
Ik moet, zegt men, om het te zien er over schrijven.
Ik laat mijn zinnen lopen door een rookgordijn
en maak een pad dat naar een plek leidt om te blijven,
waar tijd een cirkel is en niet een rechte lijn.
Ik hoor een verre weerwolf huilen naar de maan
en volg het kronkelpad tot aan de heksenkring,
waar eeuwenoude bomen op de uitkijk staan.
Ik mag naar binnen, echter niet als sterveling.
Daar bij de bloedsteen trek ik dan mijn lichaam uit.
Dat valt niet mee, vooral de ritsen bij de mouwen,
het is niet elke dag dat je je lijf ontsluit.
Mijn vel heb ik uit voorzorg netjes opgevouwen.
Er klinken tonen uit de wortels van een eik.
Ik leg mijn botten in het maanlicht op de bleek.
En iemand waar ik in de verte wel op lijk
springt dit gedicht in na de laatste pennestreek.
Als er een bom op Almelo gevallen was die middag - hetgeen normaliter niet eens zo'n gek idee zou zijn omwille van de architectuur, of liever, het gebrek eraan - dan zou de fine fleur van 's lands light verse in één klap zijn weggevaagd. De wedstrijd en met name de optredens voorafgaand aan het wedstrijdonderdeel is onderhand een traditie ter ere van Wilmink. Een waar genoegen om daar bij te kunnen zijn.
Voor de wedstrijd zelf is het de bedoeling om een gegeven zin in het gedicht te verwerken. Dit fenomeen is een estafettestokje dat wordt doorgegeven, en dit jaar was het Sjoerd Kuyper die de zin had bedacht; 'Ik leg mijn botten in het maanlicht op de bleek'.
Hier zijn de gedichten te vinden.
Mijn 8e plek:
Rite de passage
Er is een wereld die ik nog niet eerder zag.
Men spreekt van dansend licht, en altijd carnaval,
het land van Bosch en Maas en Waal bij toverslag.
Je wordt ontvangen door een faun, met hoorngeschal.
Het is bepaald niet makkelijk om er te komen.
Men zegt: het doel vereist het maken van een reis
door landschap dat je zelfs niet ziet in dromen.
Het afleggen behoort tot de exameneis.
Ik moet, zegt men, om het te zien er over schrijven.
Ik laat mijn zinnen lopen door een rookgordijn
en maak een pad dat naar een plek leidt om te blijven,
waar tijd een cirkel is en niet een rechte lijn.
Ik hoor een verre weerwolf huilen naar de maan
en volg het kronkelpad tot aan de heksenkring,
waar eeuwenoude bomen op de uitkijk staan.
Ik mag naar binnen, echter niet als sterveling.
Daar bij de bloedsteen trek ik dan mijn lichaam uit.
Dat valt niet mee, vooral de ritsen bij de mouwen,
het is niet elke dag dat je je lijf ontsluit.
Mijn vel heb ik uit voorzorg netjes opgevouwen.
Er klinken tonen uit de wortels van een eik.
Ik leg mijn botten in het maanlicht op de bleek.
En iemand waar ik in de verte wel op lijk
springt dit gedicht in na de laatste pennestreek.
woensdag 14 maart 2012
Dichter met stadsrechten
Edese stadsdichter?
Dat zou eens tijd worden!
Die heeft ons dorp immers
Nimmer gehad
Onderwerp één wordt de
Globaliseringszaak:
Want bij een stadsdichter
Hoort ook een stad!
In Ede zal op 18 april een verkiezing voor een stadsdichter worden gehouden. Uiteraard ga ik mee-battlen, al is dat één van de lelijkste woorden die bestaan.
Nu heeft Ede weliswaar geen stadsrechten ... dat wordt voor een stadsdichter dus agendapunt 1 ;-)
Abonneren op:
Posts (Atom)