Er staat een berg in de achtertuin.
Van zo dicht bij, als je langer kijkt,
krijgt een berg snel iets vertrouwd.
Je ziet jukbeenderen in de rotsen,
ogen in schaduw en lippen in licht.
Langzaam krijgt de berg een gezicht.
Er ontspringt een bron van een rivier,
als tranen valt water langs een wang.
Er hangen electradraden onder zijn neus.
Paaltjes staan als stoppels op zijn kin,
ertussen netten om vallend vocht
en rotsblokken in op te vangen.
Een pijpleiding voert gas omhoog,
er rijden auto’s op zijn wenkbrauwen.
Niets menselijks is deze berg vreemd.
Hij ademt lelijkheid, al kan hij daar
zelf niet veel aan doen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten