Ik wacht op een nieuw hart. Het mijne,
ziet u, hangt ondersteboven in zijn kas,
is bovendien vertakt met stroperige aders
waarin de liefde maar met moeite stroomt.
Mijn nieuwe hart laat mij weer dansen,
naakt onder een paraplu van zilverrode
vlindervleugels stijg ik op naar onze zon
in een cocon van bindweefsel en toverdraad.
Dan zie ik jou. Daar uit de verte kom jij aan,
nog even en wij zullen eeuwig samengaan.
Maar als een schim zweef jij dwars door mij heen.
Ik schrik op. De ruimte landt in neonlicht,
er lopen witte jassen in een lange gang.
Een stem zegt dat ik plaats mag nemen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten