en zoek weer naar een godsbewijs.
Ik schuif de meubels aan de kant
en gooi met de pet van Feyerabend.
Anselmus, Van Aquino, Locke, Hume,
Descartes, noem ze maar, die mannen
wisten er allemaal ook geen donder van.
Het onweerlegbare bewijs is ergens,
net als de rhinoceros in Russell's kamer.
Het zit verstopt tussen de priemgetallen
of misschien in Char’s letterleesmethode.
Er komt een dag dat ik het vind,
dan kruip ik naar een nieuw begin.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten