In mijn dromen zijn de doden gekomen
om de ramen zwart te wassen. Ze wasemen
de ruiten met hun huilende wolvenadem.
Er drijft een wolkerige dichtheid in de kamer
die de lucht uit je strot grijpt, met handen
waaraan langwerpig knokerige vingers vast.
Ze zijn veel te vroeg, denk je, of misschien
komen ze toch niet voor mij. Maar elk ander
alternatief in huis is onvoorstelbaar denkbaar.
Je gilt naar ze “Neem mij, neem mij”, maar
jouw stem verstaan zij niet. Je wordt wakker,
met mijn handen klemmend om jouw keel.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten