W.H. Auden, Twelve Songs (IX), Funeral Blues
Stop all the clocks, cut off the telephone,
Prevent the dog from barking with a juicy bone,
Silence the pianos and with muffled drum
Bring out the coffin, let the mourners come.
Let aeroplanes circle moaning overhead
Scribbling on the sky the message He Is Dead,
Put crepe bows round the white necks of the public doves,
Let the traffic policemen wear black cotton gloves.
He was my North, my South, my East and West,
My working week and my Sunday rest,
My noon, my midnight, my talk, my song;
I thought that love would last for ever: I was wrong.
The stars are not wanted now: put out every one;
Pack up the moon and dismantle the sun;
Pour away the ocean and sweep up the wood.
For nothing now can ever come to any good.
Zet alle klokken stil, snijd de telefoondraad af,
Geef de hond een bot zodat hij niet meer blaft,
Sluit de pianoklep en laat met zacht tromgeroffel
De kist binnenkomen, de rouwstoet op pantoffels.
Laat vliegtuigen cirkelen, laat ze seinen van nood,
In de lucht het bericht etsend Hij Is Dood.
Doe kragen om de witte nekken van de duiven op straat,
Zorg dat de politie er met zwarte handschoenen staat.
Hij was mijn noord, mijn zuid, mijn oost en west,
Mijn werkzame week en mijn zondagse best,
Mijn dag, mijn nacht, mijn taal, mijn lied;
Ik dacht dat liefde tijdloos was: dat is het niet.
De sterren zijn niet welkom meer: uitblazen maar;
Pak de maan maar in, haal de zon uit elkaar;
Giet alle zeeën leeg en pluk al het woud.
Want vanaf nu is wat goed was alleen maar fout.
(c) vertaling Arjan Keene
Geen opmerkingen:
Een reactie posten