zondag 28 december 2014

2014

Het was een jaar van rampen en ravage.
Herinneringen aan een oude oorlog,
een gek die zich onttrekt aan ballotage
en oprukt naar de Krim (straks Pruisen nog).

Zijn vrienden schieten vogels uit de lucht,
maar nergens is er zicht op arbitrage.
Wij bergen resten van een vredesvlucht,
de lichaamsdelen, knuffels, de bagage.

Tweeduizendveertien. Honderd jaar nadien
is deze eeuw ook al kapot geschoten.
Wij zullen bloed en propaganda zien.

De selfie van het jaar wordt nu gelijmd,
op facebook hebben we massaal genoten.
Maar zelfs de Sint is heden ongerijmd.


Arjan Keene
28 december 2014

donderdag 9 oktober 2014

Mijn huid


Wanneer ik langzaam op de tast,
als was ik nieuw, mijn huid langsloop
dan zijn mijn vingers steeds verrast
door elk gebied dat op of in mij huist.

Ik voel onder mijn voeten vaste grond,
klop op slagaders die spieren overspannen,
glijd langs rondingen en hoeken van dit lijf
waarin de tijd de jeugd al heeft verbannen.

Ik sluit mijn ogen en omklem mijn schouders,
grijp mijn lurven bij hun menselijk tekort
en laat mijn handen zoeken naar verlangen,
naar vlinders in de buik en mateloze honger.

Dit is mijn huid die kou en warmte kent,
die meezucht met mijn longen en mijn hart,
gelooid als leer het zonlicht absorbeert
en alsmaar banger om mijn ingewanden zit.

Ooit rits ik mij tot aan mijn navel open,
stroop mijn huid af als een kledingstuk
en hang mijn vel op, keurig aan een hanger.
Dit is mijn lichaam. Ik heb het meer dan lief.

Arjan Keene

dinsdag 8 april 2014

Voor mijn liefste onbekende

In het kader van het meertalige culturele project 'Poëzie in alle talen' schreef ik een gedicht dat door Kees Kuiphof in het Fries is vertaald. Er is door Manon Haffmans-Kuiphof, Geert-Jan van der Burgt en Hannah Degenaar een lied van gemaakt dat hier prachtig door hen wordt vertolkt. Met dank aan Annet Muller voor het filmen. (En Ingmar Heytze waar het de inspiratie voor de titel betreft.)







Voor mijn liefste onbekende

Jij drinkt graag thee bij het ontbijt,
liefst zwart, maar soms ook met citroen.
Jij houdt van thuis, gezelligheid,
ik zou dat vaker moeten doen.
Jij bent de rust die ik vaak zoek,
je bent mijn eerste ochtendlicht.
Ik lees jou als een heilig boek,
jij bent mijn toevertrouwd gezicht.

Jij bent mijn liefste onbekende,
al ken ik jou al zoveel jaar.
Jij bent mijn redding uit ellende
en zonder jou ben ik een bende.
Misschien zal ik je nooit echt kennen,
maar ik weet: wij horen bij elkaar.

Jij bent gesloten en toch open,
maar hoe dat werkt begrijp ik niet.
Als ik van alles weer laat lopen
ben jij de kaart van ons gebied.
Waar jij ook in het donker tast
ontstaat er licht in duisternis.
Als ik een woord zoek dat hier past,
weet jij of het 't juiste is.

Jij bent mijn liefste onbekende,
al ken ik jou al zoveel jaar.
Ik weet nog steeds niet wie ik ben,
laat staan dat ik jou beter ken.
Misschien zal het ook nooit echt wennen,
maar wie zijn wij zonder elkaar?

Arjan Keene



Do, leafste ûnbekende do

Yn’e moarn wolsto graach waarmte drinke
Swarte tee, mei in greintsje sitroen
Hâldst fan thús, hâldst fan smout, neat betinke
Yn mysels ha’k dat faaks noch net sjoen
Bisto de rêst dêr’t ik altyd nei sykje
Do myn krêft yn it ljocht fan’e moarn
Yn in fers wêr’t ik dy mei ferlykje
Dyn gesicht altyd fredich fan toan

Do myn leafste, myn frjemdste, myn moaiste
Do it wichtichste yn myn bestean
Bist de boei dysto hjoed nei my goaiste
Oer dit paad wol’k mei dy altyd gean
Bist myn moaiste, myn frjemdste, myn leafste
Mei dy wol ik ivich bestean

Wolst dyn doar dochs foar my iependraaie
Ik wit net hoe’t dat krekt by dy giet
‘k ha mysels net genôch oan’e leie
Do de fjoertoer foar’t hiele gebiet
Wêr’t dyn hân ek mar taastet yn’t tsjuster
Komt it ljocht foar ús beiden yn sicht
As ik sykje nei wurden fan juster
Past it krekt yn dyn eigen gedicht

Do myn moaiste, myn leafste, myn sinne
Do it wichtichste yn myn bestean
Ik wit altyd noch net wa’t wy binne
Yn it ljocht sjoch ik dy altyd stean
En ik draai as de dei om dy hinne
‘k lit dy nea, mar ek nea, ea wer gean

Kees Kuiphof




zaterdag 22 maart 2014

Wij willen meer


Er was eens, in een land
een steenworp hier vandaan,
een man die 'minder, minder,
minder Wijsmaaranen' riep.

Hij bedoelde: minder anders,
minder anderlanders, minder
kleur en minder tolerantie,
en vooral: minder begrip.

Als ik aan minder denk,
dan is dat aan minder haat,
minder geenstijl, minder ik,
minder hippe hufterigheid.

En liever denk ik: meer contact,
meer opvoeding, meer tact,
meer blauw op straat,
meer camera's desnoods.

Maar vooral meer samenleving,
meer compassie voor elkaar,
meer vertrouwen en meer durf.
Graag meer meer, en minder minder.


Arjan Keene | Stadsdichter van Ede

dinsdag 25 februari 2014

Blues op vrijdag



Geen winkels.
Geen visie.
Geen huur.

Geen Roots meer.
Geen wortels.
Geen stuur.

Geen Parkrand.
Geen Landgoed.
Geen stijl.

Geen vrijdag.
Geen krant ook.
Geen peil.

Geen Valley.
Geen rente.
Geen weet.

Geen donder.
Geen bliksem.
Geen reet.


Arjan Keene.
Vrij naar Deelder.


Een stadsgedicht in mineur. Een uitzondering eigenlijk. Aanleidingen divers: leegstand, zichzelf verrijkende projectontwikkelaars, ontslagen bij kranten, de vrijdageditie van De Edese Post houdt op te bestaan, er zijn steeds meer lege boekwinkels, steeds legere hoofden ook, er is veel culturele kaalslag, letterlijke kaalslag, figuurlijke kaalslag. Ach, er is veel om je over op te winden.

Dit gedicht zal a.s. vrijdag in De Edese Post worden gepubliceerd.

donderdag 30 januari 2014

Een nieuwe kinderstadsdichter

Gisteren, de dag voor Gedichtendag, is in Ede een nieuwe kinderstadsdichter gekozen.
Het is een dame en haar naam is Zahya Muloud. Dit jaar zal zij een aantal keren gedichten schrijven en voordragen bij speciale gelegenheden.

Hieronder staat haar prachtige gedicht. De jury was unaniem in de keuze.
Zahya kan ook mooi voordragen, dat is in de tweede helft van de uitzending van Kunstflitsen van 29 januari goed te horen!

Gefeliciteerd, Zahya!



en de genomineerden samen op de foto met Jolinda van Alfen van De Edese Post
 ( foto : Bram van den Heuvel )




maandag 27 januari 2014

Voorleesdagen


Woensdag 22 januari was de start van de landelijke voorleesdagen. Op peuterspeelzaal 't Onderdeurtje las ik een gedicht voor, dat door de overduidelijk hoogbegaafde jonge toehoorders welwillend werd aanhoord, en daarna werd er uiteraard ook voorgelezen. Ik kreeg een tekening van de kinderen, en een prachtige Krrrokodil bladwijzer. De foto is gemaakt door Carla Hof van Welstede.



Voorlezen

Wie weet nog goed uit welke boeken
je vroeger zelf werd voorgelezen?

Misschien was dat wel Dikkie Dik,
of van die mol die vroeg:
wie heeft er op mijn hoofd gepoept?
Of was het Rupsje Nooitgenoeg?

Bij mij was dat uit Annie M.G. Schmidt.
Jip en Janneke. Of Wiplala wellicht.

Ik weet het niet. Is dat niet raar?
Misschien weet niemand dat precies.

Maar ik herinner mama's zachte woorden,
en soms, als ik mijn ogen sluit,
dan zie ik weer de plaatjes.

Dan ruik ik weer de shampoo in haar haar
en zit ik op de bank waar we toen zaten.

Dan leest zij verder, op de plek
waar we gebleven waren.

(c) Arjan Keene | Stadsdichter van Ede

maandag 13 januari 2014

De appelboom


De appelboom

Er staat een appelboom in deze tuin.
Hij staat er al zo lang als wij hier zijn,
en alles er omheen kwam voort uit puin
en uit de leegte van een zandwoestijn.

De boom is hier speciaal voor ons geplant
als ijkpunt in een oeverloos bestaan
dat enkel door de tijd begrensd is, want
er komt, zoals bekend, een einde aan.

Is dit de plek waar het ooit is mislukt?
Een lichtend voorbeeld in dit paradijs
waar alles wat wij doen wordt afgewogen.

Dat wie bewust verboden vruchten plukt
verbannen wordt, en zonder mededogen
een mensenleven krijgt als hoogste prijs.


Vruchtvlees

Maar wat een pracht er aan de boom volgroeit!
Niet enkel appels, ook dadels en olijven,
passievruchten, liefde die tot wasdom bloeit,
dit is een plek om altijd te verblijven.

Het kan geen zonde zijn om hier te proeven,
wij hebben het verbod niet goed verstaan.
Dit misverstand dat had toch niet gehoeven,
het had toch ook heel anders kunnen gaan?

Zo werpt de boom zijn schaduw ver vooruit.
Wij dachten dat we alsmaar konden eten
van alles wat in bruikleen was gegeven.

Wij spelen die vermoorde onschuld uit
en doen alsof wij nooit hebben geweten
dat wij de weegschaal zijn. Wij zijn het leven.


Nageslacht

De menselijke maat zit in ons kind.
Hecht geen geloof aan buikige bankiers
of dichters die verslaafd zijn aan absinth,
niet aan profeten van het eind der tijden.

Vrees slechts de bliksem en de mateloze wind,
de krachten die ons naar de oevers leiden,
ons oeralarm dat ergens weerklank vindt,
nog niet verpand aan vreemde financiers.

Je luistert. Stemmen die je vaag herkent,
je hoort weer een vertrouwde melodie.
Een geur misschien vertelt je wie je bent.

Het is jouw stam, de boom die je nu ziet.
Dan hoor je binnen kinderen spelen, blij
en zeldzaam zacht, maar zelden zo dichtbij.


Geschreven t.b.v. de Kunstduik, Cultura Ede, januari 2014.

Uitgevoerd in een geregisseerd stuk van tien minuten met tien harpen, kistorgel, spraak en zang,
met delen uit 'Water of Thyne', 'O mio babbino caro' en 'Ombra mai fu'.

zondag 5 januari 2014

Gezicht op Ede

Vanaf de Paasberg strekt
het dorp zich uit tot stad.

De zaaier zaait de tuin
van het gemeentehuis,
de kerk die rekt zich
in de ruimte uit.
Als dit Jeruzalem was
dan zou ik beter kijken.

De winkelstraten vullen zich
met smallere gedachten.
Hier stroomt, als een rivier,
de aorta van de economie.
Koop mij. Koop mij niet.
Red mij. Red mij niet.

Ik denk je hier aanwezig,
tweeduizendzoveel, omdat
dat is wat taal vermag.

Je strompelt in verlichte straten,
eender hier als overal.
Een roepende die zich verblindt
aan wat hij ziet in onze tempels.

Hoe zou dit volk in deze tijd
over jouw lot beslissen?


Dit jaar zal mijn laatste volle jaar als stadsdichter van Ede zijn. Elke maand zal ik een gedicht schrijven waarvoor een plek in de gemeente het uitgangspunt vormt. Elk gedicht zal in De Edese Post verschijnen. 
Dit is het eerste gedicht in deze beoogde serie van twaalf, waarvoor het uitzicht op de kern van Ede vanaf de Paasberg het uitgangspunt vormde. Afgezien van de bijbelse verwijzingen bevat dit gedicht verwijzingen naar regels van K. Schippers, Willem van Toorn, Menno Wigman en Maarten van Roozendaal.