Ik loop weer in dit landschap,
blind en op de tast.
In de verte staan de bergen
als boeken in de kast.
In de vallei galopperen
de woorden uit hun zinnen,
in het bos zoek ik een letter
waarmee ik kan beginnen.
Maar ik zie niets dan bergen,
zoek in het bos maar
vind er niets dan bomen.
Er draven wilde paarden
in de vallei, ontembaar,
door niemand, nergens.