Het metrum blijft mij altijd ringeloren,
die grepen willen uit de maat cadansen,
bij lezing kan ik vreemde dingen horen
en vrolijk klemtonen er tussen flansen.
De dactylus begrijp ik, dat is André Rieu,
maar nu 'jambe', dat is toch een trochee
en andersom, noem die dan, in nom de Dieu,
jambee en troche, en spondee, uh, spondee.
En 'amfibrachys' is een prachtig woord
maar is dus zelf niet amfibrachisch,
dat klinkt toch niet zoals het hoort
ook al vertaal je het in 't Kazachisch.
Maar geen woord over de soort die nog rest,
het meeslepende beest, onvolprezen anapest.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten