Het is een zwaar maar copieus feest
op de verjaardag van de 'Lichte Vrinden'.
Ieder lid neemt iets mee van de leest,
receptuur voor verdichte beminden.
Er zijn spondees, en ontbosschebollekes,
haiku en tanka, ballades met allegorie.
Een Grande Bouffe, maar dan los en dollekes,
men heeft er pret voor minstens wel drie.
Het rijm vloeit rijk, gepaard en omarmend,
iemand waagt zich aan een sonnettenkrans.
Geflambeerde jambes werken verwarmend,
polonaises zijn hier een trocheeëndans.
Alleen Ana is niet meer te vinden,
gepest, getreiterd, versmaad.
Men gaat haar vrolijk verslinden,
aan ’t spit draait het vers gebraad.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten